Vroeg invallende winters
Als de winter vroeg inviel, of er reeds in oktober al flinke nachtvorsten waren, en de kwekers hadden nog veel gewassen in de koude kassen staan. Dan moest er snel bijgestookt worden, om de slaplanten, de chrysanten en andere gewassen vorstvrij te houden. Dit werd dan gedaan in vaten en tonnetjes die met houtskool werden gevuld en met spiritus in brand werden gestoken, dit bleef lang branden en gloeien en ze gaven veel warmte. Andere brandstoffen konden niet gebruikt worden, vanwege de gassen die ze gaven bij verbranding, die schadelijk waren voor de gewassen. Deze dagen waren voor de brandstoffenhandel een gouden tijd. Een behoorlijke kweker gebruikte al gauw zo’n 100 of wel meer zakjes houtskool per 24 uur, met een inhoud van een kwart mud.
In die tijd is ook de CO2 doseringen ontstaan, de kwekers hadden in de gaten dat de gewassen veel sneller groeide als ‘s nachts die kacheltjes stonden te branden die CO2 produceerden. Tevens kwamen de olieploffers (of hoe men ze ook noemde) in die tijd van de grond, omdat het stoken met houtskool op de lange duur te kostbaar werd.
Een tijd voor de kolenboeren(als die er nog zijn) om nooit te vergeten.