Dagtochtjes
Het volgende verhaal zullen zich heel veel oudere mensen zich nog wel herinneren.

Opa van der Valk met zijn boot “De Vriendenzorg”
Direct na de oorlog het zal in 1947 begonnen zijn. Men had die tijd nog geen touringcars en andere vervoersmiddelen, om eens een dagje te plezieren. Wat iedereen toen toch wel zag zitten na die lange en strenge, koude oorlogsjaren, om er eens een dagje tussenuit te gaan. Mijn vader al gauw in de gaten dat daar ook wel een boterham in te verdienen was. Hij liet een prachtige en degelijke tent over zijn schuitje bouwen, om in de vakantie maand (toentertijd was dat enkel augustus), veel mensen een dagje uit te laten gaan om van de natuur te genieten.
Heel de boot kreeg een grondige schoonmaakbeurt, er werden 8 nieuwe lange banken in de boot geplaatst, voor zeker 60 mensen was er zitplaats. De tent werd erop gezet, mijn moeder ging in het voorplechtje zitten met een kookstelletje voor een lekker bakje koffie of thee, en nog enige andere versnaperingen, wat tegen een kleine vergoeding werd verkocht. Het toilet was een grote emmer, die in de roef stond.
‘s Morgens vroeg was dan de afvaart, dan lag de “Vriendenzorg” startklaar voor verre tochten. Soms was dat al om 7 uur in de morgen, dat waren de tochten naar de Kagerplassen of Brasemmermeer. Voor nabije tochten was de afvaart wel een uurtje later, dan gingen we naar de dierentuin of Plaswijk in Rotterdam, of Drievliet. Ook naar Scheveningen werd er veel gevaren. Als het dan goed weer was konden de mensen een paar uurtjes naar het strand.

Gezellig dames onderonsje op de boot
De boot had de naam “Vriendenzorg”. Dat zit zo, vader had in het begin een duwschuit, wat natuurlijk veel tijd vergt en zwaar werken is. Maar om een motorboot aan te schaffen, daar had vader echt de centen niet voor. Z’n vrienden zagen dat, en die hebben er toen voor gezorgd, dat er een motorboot werd aangeschaft. Na enige tijd lag hij splinternieuw aan de Stokdijkkade, heel Naaldwijk liep toen leeg om hem te bezichtigen. Hij was de eerste Naaldwijker die een motorboot had. Over aflossen heb ik nooit iets gehoord.!!!!Ik kan me dit alles nog goed herinneren, ik was toen 15 jaar.
Op de terugweg van het pleziervaren werd er steevast de oude liedjes van “Varen varen over de baren varen, varen over de zee”gezongen, en tegen dat de zon onderging natuurlijk de schlager “Zonnetje gaat van ons scheiden, avondrood kleurt weer de lucht”. En de volgende waren toentertijd ook de hits: “Het karretje dat op de zandweg reed” en de bekende song “Ik heb een wagen vol geladen, vol met oude wijven”. “En schipper mag ik overvaren ja of nee” was er zo ook één. Er waren natuurlijk nog heel veel andere oud Hollandse liedjes, maar die kan ik me niet zo snel meer herinneren.
Het varen in het Westland ging altijd maar met een slakkengangetje. Het is er allemaal te smal, om er goed de vaart in te zetten, maar eenmaal buiten Het Haantje bij Delft, als men De Vliet opvoer, dan werd er wel de gang in gezet, en voer je zeker dubbel zo snel. Dan werd er gauw veel verloren tijd ingehaald. Een kreet die ik nooit zal vergeten, is als er een tamelijk lage brug werd benaderd, dan werd er steevast geroepen bukkennnnnnnnnn, en iedereen liet zich gelijk omlaag vallen. De thuiskomst was meestal laat in de avond, maar een ding was zeker, iedereen had het vreselijk naar zijn zin gehad. Want er waren toen nog zo weinig mogelijkheden om ’n dagje uit te gaan en te genieten van de natuur.

Het gezin van mijn opa en oma
Tussen al deze dagen door nam vader met zijn gezin ook voor onszelf wel eens een weekje vakantie. Dan werden er bedden, tafel en stoelen enz. in de boot gesleept, en gingen we door heel Utrecht en Noord en Zuid-Holland varen, alle meren en wateren werden bezocht. Er werd veel gevist en gezwommen, vele dorpjes en steden werden bezocht. Er werd veel echte goede gerookte paling gegeten, die op die meren volop te verkrijgen waren Zelfs zijn we eenmaal naar Maastricht gevaren met 5 of 6 boten tegelijk. Onder andere mijn broers Jan en Adriaan, zwager Nico Zuiderwijk, en Jan Zuiderwijk, Nico’s broer uit Kwintsheul, Cor Steentjes en wijzelf natuurlijk. Dat waren allemaal rasechte schippers, het hele jaar door harde werkers, maar in de zomer namen we er allemaal wel een weekje van, om gezellig er even met z’n allen uit te wezen en om lol te trappen.
Als we bijvoorbeeld voor een sluis lagen te wachten, en we zaten aan een heerlijke koude borrel te nippen de fles op tafel, steevast kwam er dan een plezierjacht naast je liggen. Er werd er gevraagd “ook een borrel?”, nou dat wilde ze wel, maar ze wisten niet dat broer Adriaan de fles ondertussen omgeruild had voor een fles tafelazijn, je zou die gezichten moeten zien. Bij een ophaalbrug moest er altijd tolgeld betaald worden, Adriaan had dan weer een oud kunstgebit bij hem, hij deed net of hij het uit zijn mond haalde, gooide het in het zakje van de brugwachter en riep: “maak het eventjes schoon voor me, op de terugweg haal ik het dan weer op”, nou dan was het wel lachen geblazen.

Theo op de boot
Na al deze mooie onvergetelijke dagen, werd de werkkleding weer voor de dag gehaald, om voor een heel jaar weer brood op de plank te proberen te krijgen. Want waar het aan ligt weet ik niet, maar de meeste schippers hadden voor veel kroost te zorgen. Dit waren heel mooie tijden, er moest hard gewerkt worden, geen 40 uren in de week, maar dikwijls meer dan het dubbele, maar je had toen plezier in je werk.